Fauna
Tekst: Chandar van der Zande
Foto’s: Timo van der Zande
Augustus 2024, Centrumeiland
Samen zitten we geduldig op het dak, verborgen onder de zonnepanelen. Het fotograferen van vogels, of eigenlijk alle dieren, vraagt dan ook om enorm veel geduld. Een boom blijft wel staan, maar alles wat vliegt, rent, springt.. vraagt geduld. Maar als er iets is dat mijn broertje heeft, is het dat. Soms zit hij uren achtereen, in regenpak, in de stromende regen, klaar met zijn fototoestel, om dat ene perfecte shot te schieten. Gisteren nog was hij in de Oostvaardersplassen, met de hoop een zeearend op beeld te vangen. Maar dat was niet gelukt, die arend kwam nooit aanvliegen. In plaats daarvan nam hij prachtige foto’s van twee stoeiende vossenjongen en van enorme zwermen spreeuwen, die wanneer ze landen op een dode boom, deze zo volledig bedekte dat ze als bladeren lijken op de foto's die hij schoot bij zonsondergang.
Deze ochtend is hij op De Warren om onze stadsnatuur vast te leggen. Ik heb hem gevraagd om langs te komen om een momentopname te maken, van onze tweede zomer, nu alles in bloei staat. We hebben best hard ons best gedaan om een thuis te creëren voor meer dan alleen de menselijke dieren. Met een wilde tuin, een dakterras vol struiken en onze groene façade, opgetrokken uit hergebruikte meerpalen.
Het is een ecosysteem op zoek naar zijn balans. Met nu nog een overschot aan spinnen, omdat er nog te weinig vogels zijn om ze op te eten. De bomen zijn nog te klein om comfortabel en veilig in te nestelen, maar de groene gevel heeft al de eerste ekster jongen een veilige start gegeven. Maar makkelijk was het niet, het kiezen van de juiste planten, hoe bouw je natuur? Gelukkig was dit iets waar we samen Sebastiaan van Natrufied Architecture over na konden denken. Want het luistert ook wel nauw, zo vertelde hij ons tijdens een van de ontwerpsessies: "De vink houdt van een kleine nestkast.. van zo'n 30 x 40 centimeter groot… met een opening van niet meer dan 5 centimeter,..met een oriëntatie op het noordoosten… op een hoogte van niet meer dan 4 tot 5 meter!" En dan heb je dus pas een nestkast voor één van die tien verschillende soorten die we hopen aan te trekken.
Compensatie Natuur
We kozen voor een natuurinclusief ontwerp, omdat we niet alleen voor onszelf ontwerpen. Omdat we een positieve bijdrage wilden leveren. En misschien ook wel omdat we een gebouw ontwierpen dat gebouwd zou worden op een nieuw van het water gewonnen eiland, opgespoten midden in wat vroeger de Zuiderzee was, nu het Markermeer. Het is een toevluchtsoord voor enorme aantallen watervogels. De bouw van IJburg 1 zorgde dan ook voor woede en protest eind jaren negentig. Want er werd een enorme hap genomen uit het leefgebied van de dieren, zo werd betoogd. Maar het stadsbestuur beargumenteerde dat zij juist met de aanleg van IJburg een positieve bijdrage wilde leveren aan de natuurontwikkeling, door de binnenwateren natuurinclusief aan te leggen en te zorgen voor nieuwe ondiepten, voor planten en vissen, en recent ook met de natuuroever op de zuidkant van Centrumeiland. Sterker nog, zonder de aanleg van die natuuroever zou de Raad van State de aanleg van het hele Centrumeiland niet goed hebben gekeurd. En het lijkt nog effect te hebben ook. In het riet dat nu al weelderig groeit, nestelen eenden, meerkoeten en futen. De oeverzwaluw nestelt in zijn betonnen nestmuur en grote en kleine wolken spreeuwen landen iedere avond aan op de natuuroever. Het lijkt er op dat veel van de vogels van de nabijgelegen Diemer Vijfhoek heen en weer vliegen tussen het bos en de eerste kleine boompjes op ons eiland.
De grote dieren
Voor die dieren wilden we ook een klein thuis creëren op en rondom ons eigen gebouw. Een bescheiden bijdragen op een verder versteend stuk stad. We zijn het enige gebouw met zo een groene gevel op het eiland. Het kost dan ook wel wat om het te ontwerpen, aan te laten leggen en te onderhouden. Het automatische regenwater systeem, waarbij we het water bufferen op ons polderdak, om het op gezette tijden, afhankelijk van het weer, te lozen in de groene gevel, werkt ook niet altijd naar behoren. Dat vraagt weer extra inzet van de gemeenschap, om het delicate groene ecosysteempje tot wasdom te laten komen. De voorzijde van onze gevel heeft het, door de paar droge dagen van de afgelopen week, dan ook wel zwaar gehad. Het houtduivenpaartje die er hun nest in aan het bouwen was, zijn al een paar dagen niet meer gespot. Vorig jaar zijn wel de eerste eksters al geboren in de gevel. Ze hadden maar een klein plankje tussen de meerpalen nodig om hun kleine blauwe eitjes in te leggen. De jongen stuntelde de eerste weken in onze binnentuin, en eentje vloog zelfs een keer het huis binnen, want vliegen moesten ze echt nog leren.
Op het dak wippen ondertussen de kwikstaartjes van gebouw naar gebouw. Ik ken ze voornamelijk uit Zweden, waar je ze altijd over het grote graniet aan de oevers ziet paraderen, met het staartje kwik, kwik, op en neer. Aan het einde van de middag komt er vaak een kolonie huismussen (ja dat heet een kolonie) aan gevlogen, ze vliegen langs de gevels, en plukken de muggen en andere insecten uit de webben van de spinnen, die voor hen het jagen al hebben gedaan. De kraaien, die eerst nog heer en meester waren toen het eiland nog een bouwplaats was, lijken onze buurt wat meer te mijden, nu ze hun territorium moeten delen met al die andere vogels. Het leukst was het in de lente, zittend op ons dakterras. Dankzij de markante hoek van onze gevel, met de uitstekende meerpalen tot zo'n beetje het hoogste punt van de wijk, vinden de vogels hier een uitkijkpunt, een plek om vandaan hun roep te versterken. Bij het eerste kopje koffie hoorde je de zwarte roodstaart al komen aanvliegen, landen en roepen naar zijn partner, die meestal op een ander punt bij een van de gebouwen van de buren zat. Deze werd dan afgelost door een van de eksters, roepend naar zijn kleintjes, toen deze nog aan het oefenen waren met vliegen. Daarna een koolmeesje, die het kortst van allemaal bleef zitten. En dan toch vaak nog even een kraai, die luid krassend liet weten dat ze nog niet vertrokken zijn. Om en over het gebouw vliegen ondertussen de meeuwen, aalscholvers, wilde eenden en soms zelfs een lepelaar.
Dit zijn de grote dieren, die je goed kunt zien, en luid kunt horen. Maar in de tuin wemelt het van de kleine diertjes, die mogen er ook wezen.
De kleintjes
Zo veel van de beestjes waren zich aan het voeden van de nectar van wat in de volksmond nu onkruid is gaan heten. Mijn broer had graag een keer een streng gesprek willen voeren met de persoon die met dat woord was gekomen. Er klopt natuurlijk niks van om al die waardevolle kleine gele-, paarden- en blauwe bloempjes en distels te rangschikken als ondermaats, als te min. De zweefvliegjes vinden beschutting onder de bladeren van een mooie paarse duizendknoop, wel familie van de Japanse, maar geen bedreiging voor de fundering van ons gebouw. De bladluizen ook, en de lieveheersbeestjes die ze op smikkelen. Iets verderop een hopper, en de kruisspin spint zijn webben over het hele gebouw. En we lazen dat verschillende soorten rupsjes het goed toeven vinden, juist in de brandnetels, die we dan ook laten staan. Ook lijkt het juist wel goed te helpen dat we nog stenen, balken en planken een beetje verspreid hebben liggen door de tuin. Rommel heeft ook een functie en als het aan de diertjes zou liggen dan hoef je niet altijd alles op te ruimen, net zoals dat je onkruid niet altijd hoeft te wieden. Want onder die rommelig ogende plank is een uitbundig leven te vinden dat zich verschuilt in de donkere en vochtige hoekjes van de tuin. De duizendpoot, pissebedden, wormen en slakken vinden er een veilig en fijn thuis. Het is een verborgen wereld, die zich alleen laat vangen door geduldig af te dalen naar de grond. En ondertussen zoemen op het dakterras de zweefvliegen, hommels, wilde bijen en de vlinders; een witje en de dagpauwoog, van bloem naar bloem.
Als ik vanaf het dak rondkijk zie ik in de verte Strandeiland liggen, waar we ook nog even een grote ronde hebben gelopen, op bezoek bij de natuur die zich daar nu aan het vormen is in de tijdelijkheid, tot de woningbouw van start gaat. Het is nu nog een grote zanderige en lichtgroene oase voor meeuwen, meerkoeten, scholeksters, putters, de kievit, de kleine plevier, en zelf een kluut. Als ik mijn blik vervolgens richt op de omliggende tuinen, de daken en de gevels, zie ik vooral veel steen, maar ook hier en daar een mooi verwilderde tuin of een stuk groen dak. Deze tuinen, en de groene daken, dragen bij aan het creëren van een leefwereld voor meer dan alleen maar mensen. Het is een ecosysteem op zoek naar z’n balans. In de whatsapp-groep van het eiland, waar meer dan 200 buren inzitten, wordt soms gevraagd wat men kan doen tegen alle spinnen en de vermeende overlast. Soms wordt er een link gestuurd naar een opruimdienst, of middeltjes om je kozijnen mee in te smeren. Maar vaker nog wordt er verwezen naar de tijd, die het zal leren. Dat de vogels nog moeten komen, als de bomen er eenmaal zijn, dat we nog even moeten wachten tot de struiken in de tuinen, en de groene daken, volgroeid zijn. Veel van deze lessen komen ook van IJburg 1, waar ondertussen de spinnenplaag een herinnering uit het verleden is. Zo hebben we allemaal een rol te spelen, ieder gebouw opnieuw, om een beetje natuur toe te voegen, of eigenlijk, terug te geven.
PS. Sorry aan alle muizen en ratten dat deze lofzang jullie even niet noemt. Misschien komen jullie aan bod in een volgend artikel.